Staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) informeerde onlangs de Tweede Kamer over de recente arresten van de Hoge Raad rondom box 3 en het proces van rechtsherstel. In het Kerstarrest uit 2021 verklaarde de Hoge Raad de box 3-systematiek vanaf 2017 in strijd met Europees recht. Dit leidde tot de Wet rechtsherstel box 3 voor de jaren 2017-2022 en de Overbruggingswet box 3 vanaf 2023. Maar ook deze wetten heeft de Hoge Raad in de D-Day-arresten ongeldig verklaard omdat er in geen enkel geval meer box 3-belasting mag worden geheven dan het werkelijke rendement. De nieuwe staatssecretaris is daardoor nu verantwoordelijk voor het opzetten van een proces waarbij het werkelijke rendement centraal staat. In dit artikel vatten we de belangrijkste punten voor u samen.
Het werkelijk rendement box 3 centraal
In de D-Day-arresten heeft de Hoge Raad uitgangspunten geformuleerd voor het vaststellen van ‘werkelijk rendement’. In aanvulling daarop heeft de staatssecretaris nadere regels gegeven. Dit leidt tot de volgende uitgangspunten van de staatssecretaris hoe het werkelijk rendement zou moeten worden bepaald:
- Voor de berekening van het werkelijke rendement wordt het gehele vermogen in box 3 meegenomen, dus ook de bank- en spaartegoeden. Het vrijgesteld vermogen wordt daar natuurlijk niet in meegenomen.
- Behoort vermogen op 1 januari nog niet tot box 3, maar op een later moment wel? Dan telt dit mee voor het werkelijk rendement.
- Het heffingsvrije vermogen mag niet in aftrek worden gebracht.
- Bij de berekening van het werkelijke rendement gaat het om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie.
- Verder worden niet alleen de rechtstreekse voordelen uit vermogensbestanddelen betrokken in het werkelijke rendement. Hieronder vallen zaken als rente, dividend en huur. Ook de gerealiseerde én ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen tellen mee.
- De Hoge Raad liet nog onduidelijk in welk jaar de inkomsten tot het rendement zou moeten worden berekend. De staatssecretaris geeft aan dat hiervoor het kasstelsel geldt.
- Er mag geen rekening worden gehouden met een significantiemarge. Dit betekent dat ook in de situatie dat het werkelijke rendement € 1 lager is, een beroep kan worden gedaan op het werkelijke rendement.
- De bewijslast om het werkelijke rendement aan te tonen ligt bij de belastingplichtige.
- Bij de toerekening van het werkelijk rendement tussen fiscale partners gaat de staatssecretaris uit van dezelfde verhouding als de verdeling van de gezamenlijke grondslag van box 3.
- Bij de bepaling van het rendement in een jaar wordt geen rekening gehouden met positieve of negatieve rendementen in andere jaren. Er is dus geen mogelijkheid van verliesverrekening over de jaargrens heen.
- Kosten komen niet in mindering op het rendement, met uitzondering van rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren.
- Voor de vaststelling van het rendement van een woning geldt de WOZ-waarde aan het begin en eind van het jaar.
- Andere bezittingen en schulden worden gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer (marktwaarde).
Nog steeds niet alles duidelijk
Hoe ingewikkeld het bepalen van het werkelijk rendement is, blijkt uit het feit dat nog steeds onduidelijkheden zijn. Bijvoorbeeld de vraag of het eigen gebruik van een box 3 pand een voordeel oplevert. Of de vraag hoe moet worden omgegaan met de waardeontwikkeling als een box 3 pand in de loop van het jaar wordt verkocht. Deze punten worden nog nader onderzocht door de staatssecretaris.
Hoe nu verder met uw box 3 aanslag?
Momenteel worden geen definitieve aanslagen opgelegd als sprake is van box 3 vermogen. Als u naar aanleiding van de D-Day-arresten voor aanvullend rechtsherstel in aanmerking komt, ontvangt u in oktober 2024 bericht van de Belastingdienst. De staatssecretaris introduceert hiervoor het formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’. Met dit formulier kunt u uw werkelijke rendement digitaal aanleveren. De verwachting is dat dit formulier in juni 2025 beschikbaar is. In het vierde kwartaal 2025 volgt de vaststelling van de definitieve aanslagen (voor de jaren 2021-2024).
De vaststelling van de verminderingsbeschikkingen (voor de jaren 2017-2024) is gepland voor het tweede kwartaal 2026, mits uiteraard bezwaar is aangetekend en het formulier is ingediend.
Let op! Deze route en planning is niet van toepassing voor de groep niet-bezwaarmakers. Voor deze groep loop nog een procedure die duidelijkheid moet geven of deze groep ook in aanmerking komt voor rechtsherstel.
Geen belastingrente terug
Als uw aanslag wordt verminderd, dan vergoedt de Belastingdienst volgens de staatssecretaris geen rente. De Hoge Raad heeft in het D-Day arrest aangegeven dat rente wel moet worden vergoed in het geval dat bij berekening van de wettelijke rente over de belastingvermindering, deze wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in box 3 zelf. Als de staatssecretaris zijn visie niet nuanceert betekent dit waarschijnlijk dat u zelf actie moet gaan ondernemen.
Nieuw box 3 stelsel per 2027
Tenslotte is het de bedoeling om per 2027 een nieuw box 3 stelsel in te voeren. De hiervoor benodigde wetsvoorstel is nu in voorbereiding.